Een kind dat het slachtoffer is geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of dat heeft geleden onder gewapendeconflicten, dient toegang hebben tot de rehabilitatiediensten, passende geestelijke gezondheidszorg en gekwalificeerde begeleiding (artikel 23, lid 4, RCD, herschikking). Op basis van een uitgebreide beoordeling van de behoeften van het kind moet de verantwoordelijke ambtenaar indien nodig het kind naar de relevante rehabilitatiediensten doorverwijzen.